Wie zijn de orgaandonoren
Er zijn twee groepen patiënten die als orgaandonor kunnen worden ingezet:
A: donoren waarbij de hersendood is vastgesteld conform de normen van het reeds afzonderlijk vastgestelde hersendoodprotocol (DBD-protocol)
B: donoren waarbij de dood is vastgesteld op basis van circulatoire gronden (DCD-protocol)
Rubriek B is onder te verdelen in 3 sub-rubrieken
- Patiënten met een verwachte dood op grond van circulatoire criteria (eDCD-protocol)
- Patiënten met een onverwachte dood op grond van circulatoire criteria (uDCD-protocol)
- Mensen die hun organen doneren in samenhang met vrijwillige euthanasie.
Over deze donoren wordt niet gesproken in de Kamerstukken.
Met circulaire criteria wordt de bloedsomloop bedoeld. Medisch wordt de term perfusie gebruikt.
Daarnaast bestaan er weefseldonoren, deze kunnen ook thuis overleden zijn.
Patiënten uit groep A zijn mensen met ernstig hersenletsel die door een arts zijn opgegeven. De artsen verwachten dat de patiënt niet zal herstellen. Dit wordt de infauste prognose genoemd. De arts controleert dan via de NTS of de donor zijn keuze in het donorregister heeft ingevuld. Als de donor zelf of de naasten hebben ingestemd met orgaandonatie moet het hersendoodprotocol worden doorlopen. Indien dit protocol met goed gevolg is doorlopen (dat wil zeggen: niet zichtbaar reageert) wordt de patiënt doodverklaard en mag als donor worden ingezet.
Patiënten uit de groep B1 (eDCD-protocol)
Het gaat hem hier om mensen die niet hersendood konden worden verklaard of het in het geheel niet zijn. Deze patiënten overlijden geregisseerd. Dat wil zeggen, de patiënten moeten aan de beademing liggen. Het stopzetten van de beademing (switch-off) is het moment waarop het proces naar te verwachten overlijden wordt ingezet. Patiënten die door de behandelend arts zijn opgegeven en niet aan de beademing liggen kunnen ook als donor worden ingezet. Zij worden daartoe naar de IC overgebracht en vervolgens geïntubeerd (inbrengen van een beademingsbuis). Zij zullen o verlijden als de beademing wordt gestopt (deze patiënten konden dus zelfstandig ademen, worden van beademing afhankelijk gemaakt om vervolgens te sterven omdat de beademing wordt stopgezet) [1].
De periode tussen de switch-off en het overlijden van de patiënt wordt de agonale fase genoemd. In de agonale fase worden er geen medische handelingen verricht. Er is een aanzienlijke variatie in de duur van de agonale fase: soms treedt de circulatiestilstand na enkele minuten op, soms na meerdere uren of dagen. Voor de kwaliteit van de organen mag de agonale fase niet langer duren dan 1 à 2 uur. Na deze periode zal een orgaan minder of zelfs niet meer geschikt zijn voor transplantatie. Hoe lang die periode precies mag zijn, hangt af van het verloop van de agonale fase en de organen die gedoneerd worden [2]. Afhankelijk van de gemaakte afspraken vindt de switch-off plaats op IC of in de OK. In de OK wordt zo snel mogelijk de perfusie op gang gebracht [3].
De patiënten uit groep B2 (uDCD-protocol)
Bij dit protocol gaat het om mensen die acuut een circulatiestilstand krijgen, zowel in het ziekenhuis als daarbuiten. In dat geval wordt reanimatie ingezet en wordt de patiënt naar een afdeling voor spoedeisende hulp vervoerd al dan niet met de hulp van een zogenaamde LUCAS [4]. Indien de hartslag niet meer op gang wil komen wordt met grote spoed nagegaan of de betrokkene in medisch en juridisch opzicht een mogelijke donor is. Als dat zo is zal zo snel mogelijk regionale perfusie van de organen op gang worden gebracht [5]. De nieren worden preventief gekoeld[6]. Zodra de perfusie loopt, is er tijd om de verdere procedure te plannen: aanwezigheid van de nabestaanden, overleg over toestemming voor orgaandonatie en afscheid nemen door de nabestaanden. Als er toestemming is voor het voortzetten van de donatieprocedure, zal na korte tijd de uitname-operatie worden uitgevoerd. Op dit moment worden deze uitname operaties in Nederland niet uitgevoerd. Het betreffende protocol wordt wel opgesteld zodat de procedure klaar is voor het moment dat het weer wordt opgepakt.
De patiënten uit groep B2
De patiënten uit groep B3 vallen onder groep B1 met dien verstande dat ook zij overlijden op een geregisseerd moment maar dat hier de dood intreedt nadat de dodelijke ingreep heeft plaatsgevonden. Het verschil tussen deze procedures is dat er ná het vaststellen van de dood overleg moet zijn met de forensisch arts (de forensisch arts moet in deze fase bereikbaar zijn voor overleg met de huisarts, ofwel persoonlijk ofwel telefonisch. Huisarts en forensisch arts spreken in hun vooroverleg af hoe zij direct na het overlijden contact zullen hebben voor de melding van niet-natuurlijk overlijden ten gevolge van euthanasie. Vervolgens ontvangt hij de daadwerkelijke melding na het overlijden). Deze donoren zien we niet terug in het overzicht van doodsoorzaken die de NTS op haar website heeft geplaatst maar hebben wel plaatsgevonden [7]. In de richtlijn Orgaandonatie na Euthanasie van september 2019 wordt aangegeven dat er over de periode tussen 2012 en 2018 47 gevallen bekend zijn. Door deze donoren kan op dit moment het hart niet worden gedoneerd.
[1] https://www6.erasmusmc.nl/47445/5464293/5931241/674532/2253326/5852102.pdf citaat: “Hoewel het buiten de focus van deze werkwijze ligt, is het belangrijk om te weten dat ook niet-beademde patiënten potentieel in aanmerking komen voor orgaandonatie. Het is wettelijk toegestaan om een patiënt te intuberen enkel en alleen ten behoeve van een donatieprocedure c.q. optimale preservatie van organen. Een patiënt die op de afdeling ligt en secundair achteruitgaat, waarbij de prognose als infaust wordt beschouwd, mag dus geïntubeerd worden voor een donatieprocedure. Check daarom altijd de (contra-)indicaties/ het donorregister op het moment dat er sprake is van infauste prognose, en niet pas bij overlijden”. [2] Pagina 40/67 Modelprotocol Postmortale Orgaan en Weefseldonatie versie 1.2 april 2019 [3] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21806438 (..) In others, catheters are inserted before the declaration of death, after wich extracorporeal membrane oxygenation (ECMO) is initiated in order to perfuse the organs (..) [4] Wanneer het hart plotseling ophoudt met kloppen, zijn efficiënte en voortdurende thoraxcompressies nodig om de circulatie op gang te houden tot de eigen hartfunctie van de patiënt hersteld is. LUCAS is een eenvoudig te gebruiken mechanisch hartmassageapparaat, dat eerste hulp personeel, paramedici, artsen en verplegend personeel helpt om efficiënte en voortdurende hartmassage uit te voeren bij patiënten met een hartstilstand. [5] Kamerstuk 35161-3 punt 2 laatste alinea “zal zo snel mogelijk een zogenoemde regionale perfusie van de organen op gang worden gebracht. Dit houdt in dat een canule wordt ingebracht in de grote vaten waardoor de organen in het lichaam worden doorstroomd met perfusievloeistof of zuurstofrijk lichaamseigen bloed om ze voor beschadiging te behoeden” [6] https://www.nierstichting.nl/professionals/projecten/normotherme-recirculatie-na-warme-ischemie-verbetering-van-de-transplantaatfunctie-door-interventies-in-schade-en-reparatiemechanismen-bij-non-heart-beating-donornieren-3396/ citaat: Niertransplantatie is de behandeling van nierfalen die de beste kwaliteit van leven biedt. De donornieren zijn afkomstig van overleden (postmortale) en levende donoren. Postmortale donornieren komen van hersendode donoren en van non-heart beating donoren (NHBD). Een NHBD overlijdt door hartstilstand. Hierop volgt een korte periode waarin de nieren niet doorbloed zijn, de warme ischemie. Vervolgens zullen de nieren in het lichaam van de donor worden gekoeld en na toestemming worden uitgenomen. Bij hersendode donoren is geen sprake van warme ischemie. Met de koeling begint de periode van koude ischemie, die duurt tot de opwarming van het orgaan voor transplantatie. Einde citaat [7] https://www.transplantatiestichting.nl/page/wie-doneert-organen-na-de-dood
Voorwoord
Hoofdstuk 1 Wanneer krijgt u met de donatievraag te maken
Hoofdstuk 2 Wie zijn de orgaandonoren
Hoofdstuk 3 Hersendood
Hoofdstuk 4 Dood op basis van circulatoire gronden of na circulatiestilstand
Hoofdstuk 5 Welke organen en weefsels worden weggenomen?
Hoofdstuk 6 De orgaandonor ondergaat de apneutest
Hoofdstuk 7 De orgaandonor tijdens de voorbereiding en de uitname-operatie
Hoofdstuk 8 De orgaandonor mag sterven
Hoofdstuk 9 Zij konden het navertellen
Hoofdstuk 10 Verhalen die de wenkbrauwen doen fronsen
Hoofdstuk 11 Informatievoorziening
Hoofdstuk 12 Wetgeving over buitenlanders in Nederland
Hoofdstuk 13 Wat u moet weten over orgaandonatie
Hoofdstuk 14 onder constructie
Hoofdstuk 15 Waar gaat het naar toe
Naschrift