Kinderen die jonger zijn dan 12 jaar kunnen zich niet registreren in het donorregister. Een eventuele eigen wilsverklaring van het kind is niet rechtsgeldig. Donatie door kinderen onder de twaalf jaar is toegestaan als de ouders (of ouder) met ouderlijk gezag of de voogd daarvoor toestemming geven. Daarbij geldt het volgende:
- Hebben beide ouders het ouderlijk gezag? Dan moeten zij allebei toestemming geven. Zijn ze het niet met elkaar eens, dan is er geen toestemming voor donatie.
- Heeft één ouder het ouderlijk gezag? Dan moet die ouder toestemming geven.
- Heeft geen van beide ouders het ouderlijk gezag? Dan moet de voogd toestemming geven. Het is aan de functionaris die het gesprek leidt om te bepalen of de ouders bij het gesprek met de voogd aanwezig mogen zijn.
- Leven de ouders (of ouder) die voorheen het ouderlijk gezag hadden niet meer? Dan moet de voogd toestemming geven.
Kinderen kunnen vanaf hun twaalfde verjaardag zelf hun keuze invullen in het donorregister. De ouders c.q. wettelijk vertegenwoordigers kunnen dit besluit tot en met het vijftiende levensjaar van het kind blokkeren. Echter, als er door een kind nee is ingevuld mag er nooit tot donatie worden overgegaan. Indien de ouders niet bereikbaar zijn èn het kind heeft ingestemd met orgaandonatie, dan mag een arts besluiten om de organen te verwijderen zonder toestemming van de ouders c.q. wettelijk vertegenwoordiger af te wachten.
Indien een minderjarige van twaalf jaar of ouder de beslissing over het verwijderen van zijn organen heeft overgelaten aan een daartoe aangewezen persoon, kan toestemming voor het verwijderen van zijn organen worden verleend door deze. Bij afwezigheid of onbereikbaarheid van die persoon kan toestemming worden verleend door de ouders die de ouderlijke macht uitoefenen, of de voogd.
Voor kinderen van zestien tot en met zeventien geldt de keuze van het kind. Zestien- en zeventienjarigen worden in de Wet op orgaandonatie gelijkgesteld aan een meerderjarige.
Deze regels zijn strijdig met het internationale kinderrechten verdrag. Volgens dit verdrag, dat ook door Nederland is ondertekend, mogen er alleen besluiten worden genomen die in het belang van het kind zijn. Een beslissing om een kind donor te laten zijn, is niet in het belang van het kind maar dient het belang van een ander. Volgens ditzelfde verdrag hebben kinderen recht op een veilige leefomgeving. Dat geldt tot de laatste ademhaling die zij maken. Is er sprake van een veilige leefomgeving als kinderen als orgaandonor worden ingezet en zonder enige wetenschappelijk bewijs worden onderworpen aan een behandeling die tot hun onherroepelijke dood leidt en waarbij ze zeer waarschijnlijk zwaar kunnen lijden voor die dood intreedt?
Kinderen die zijn toevertrouwd aan jeugdzorg c.q. pleegzorg zijn afhankelijk van een niet natuurlijke ouder die de besluiten neemt. Ook als de donorvraag wordt gesteld. Bestaan hiervoor centrale richtlijnen?
- Is deze waarnemer op de hoogte van de feiten rond orgaandonatie? Weet deze dat het kind slechts wettelijk is doodverklaard maar nog steeds leeft en mogelijk alles kan waarnemen?
- Is de waarnemer die moet besluiten vrij van last om te besluiten? Heeft deze mogelijk belang bij orgaandonatie omdat deze zelf of in de naaste omgeving iemand heeft die belang heeft bij vervangende organen?
- Zijn de werkelijke ouders het eens met het besluit dat de waarnemer neemt?
- Worden zij überhaupt geconsulteerd als hun kind zich in deze situatie bevindt?
Bronnen
* Wet op orgaandonatie artikel 11 lid 5 en artikel 12
* Uitwerking motie Nooren Kwaliteitsstandaard donatie
Hoofdstuk 7 kinderen onder de 12 jaar en kinderen vanaf 12 tot en met 17 jaar